Zelfbeeld

— 24 november 2015

In één van de boeken van Marianne Fredriksson, ‘Het raadsel van de liefde’, gaat het gesprek tussen Jan en Angelika over de beelden die ze van zichzelf hebben, en in hoeverre deze een rol spelen in hun relatie.
Deze beelden blijken met name een rol spelen zodra een van beiden zich bedreigd voelt. Bedreigd op instinctief niveau, want er is tussen hen geen sprake van fysiek geweld. Het gaat over de angst om gekwetst te worden, er niet te mogen zijn, niet gehoord worden.

Zodra er sprake is van bedreiging trekt de persoon zich terug achter het eigen zelfbeeld. Voor Angelika is dat het beeld van het ‘lieve maar enigszins domme meisje’, dat een man getroffen heeft die zo verliefd op haar is dat hij ‘haar onkunde en domheid kan verdragen’.

Het blijft echter niet bij ‘terugtrekken achter’; het zelfbeeld stuurt Angelika’s gedrag zodanig dat het beeld van het domme meisje bevestigd wordt. In plaats van haar eigen expertise te laten zien, verwijt ze zichzelf geen kennis te hebben van voor haar onbekende terreinen, en voelt zich daar ongelukkig over. Gebrek aan waardering voor eigen kwaliteiten ondermijnt de basis van waaruit we kunnen schitteren.

Wat erger is – in het verhaal – is dat ze haar relatie beschouwt als een tikkende tijdbom: ‘dit kan geen stand houden; zodra de eerste verliefdheid over is zal hij me verlaten’. Ze vindt zichzelf zijn liefde niet waard. Dit blijft echter grotendeels in het onbewuste en wordt daarmee niet benoemd.

In hoeverre gaat het hier om overdracht? De situatie voldoet aan de beschrijving dat overdracht gaat om een oud beeld dat op de actuele situatie wordt geprojecteerd. Namelijk dat van de kleine Angelika die pas heel laat kan lezen en rekenen en door haar klasgenootjes wordt uitgelachen. En van het kind dat pas laat ontdekt dat ze niet dom is maar wel uitermate kwetsbaar.

Waar het in de relatie met Jan om gaat is dat het zelfbeeld, waar Angelika zich achter verschuilt, totaal niet past bij het beeld dat hij van haar heeft: ‘een vrouw die ongewoon intuïtief, creatief, wijs en volwassen is’. Wanneer hij haar aanspreekt vanuit zíjn beeld, voelt Angelika zich al snel overvraagt en duikt ze weg achter haar schild. Sterk vereenvoudigd zegt ze: ‘ik weet het niet, ik kan het niet en daarom houdt je straks toch niet meer van me’.

Ze duwt hem als het ware weg en raakt daarbij aan zíjn zelfbeeld, dat ‘van een klein jongetje dat heel zijn jeugd te weinig begrip gekregen heeft en om zijn bijzondere begaafdheid werd veracht’. Voor hem herhaalt zich de situatie van willen begrijpen en niet serieus genomen worden.

Het lijkt een wat zoet verhaal maar, heel subtiel en in verrassen weinig woorden, bouwt Fredriksson het web rond de twee hoofdpersonen. Ik had het boek al eerder gelezen, maar juist de thematiek rond overdracht trof me nu ik in het najaar van ’15 een dag training had gevolgd rond dit onderwerp. Het trof me omdat het onbewust een grote rol speelt in ieders leven. In hoeverre ben jij je bewust van de beelden waar je naar handelt? En in hoeverre zijn ze bewust genoeg om er sturing aan te geven?